
De Power Macintosh 6100 werd samen met de Power Macintosh 7100 en 8100 geïntroduceerd en nam de instappositie in binnen de nieuwe Power Macintosh-familie. De 60 MHz-modellen werden in januari 1995 geüpgraded naar 66 MHz. Apple bracht
ook een pc-compatibel model van de 6100/66 uit, de Power Macintosh 6100 DOS Compatible.
Deze versie bevatte een PDS-kaart met een Intel 80486 DX2/66-processor (zonder L2-cache) en een enkel SIMM-RAM-slot dat hetzelfde type RAM gebruikte als de 6100 zelf. De kaart ondersteunde tot 32 MB RAM, een Creative Technology
Vibra 16-soundchipset en bevatte ook standaard PC VGA- en joystickpoorten.
Met deze kaart kon de 6100 zowel de Mac OS-interface als DOS/Windows 3.1 naast elkaar uitvoeren, zelfs op verschillende monitoren.
De kaart kon ook het hoofdsysteemgeheugen gebruiken als er geen SIMM op de kaart was geïnstalleerd. Opmerkelijk waren de nieuwe opstart- en “sad Mac”-geluiden: in plaats van het elektronische “chuff” dat werd gebruikt op de vorige
generatie machines, speelde het een gitaarakkoord gespeeld door jazzgitarist Stanley Jordan, en in plaats van het “Chimes of Doom”-arpeggio dat werd afgespeeld bij een hardwarefout bij het opstarten, was er het geluid van een auto-ongeluk
en brekend glas.
Dit en de andere op NuBus gebaseerde Power Macintosh-modellen (7100, 8100 en Workgroup Server 9150) werden vervangen door de Power Macintosh PCI-serie die in 1995 werd uitgebracht, hoewel de 6100 DOS compatible tot 1996 in productie
bleef.